Tuesday, April 17, 2007

Stof tot stof

Stofjes zweven
in de lichtbaan
en beroeren zacht
de lieve lippen
nu verstomd

Ik zweef met hen
en koester me
tevreden in
het schijnsel van
haar zon

Want stof zijt gij
en keert daarheen
eens terug


© Tineke van der Laan

7 comments:

Schoonschrift said...

Wel, aangezien ieder zich in stilzwijgen hult en het stof onbekommerd neerdwarreld op deze plek, moet ik toch maar wat gaan zeggen.


Ik ben nu al een paar dagen over dit gedicht aan het nadenken en vind het een zeer intrigerend gedicht. Je leest de eerste strofe en denkt: het is de waarneming van stof in de zon. Dit stof komt dan terecht op 'nu verstomde lieve lippen'. Gaat het hier over een sterfkamer waar de zon in schijnt? Of is het iets minder erg en ligt er gewoon iemand in het zonnetje te slapen?

Dan komt er de tweede strofe. 'Ik zweef met hen'. Prima, de ik verplaatst zich in het stof en beeldt zich in hoe dit stof zich moet voelen, wordt daarmee zelf het stof. Of is het toch dieper?
Want daar is dan de derde strofe. 'Want stof zijt gij'. Deze strofe lezend wordt de tweede strofe een letterlijke uitbeelding van die zin. 'Stof zijt gij', dus kun je met het stof in de lichtbaan van de zon zweven. En 'stof zijt gij' is een uitdrukking voor sterfelijkheid, dus blijkbaar ging het in de eerste strofe toch over iemand die overleden is.

Wel, zo even wat gedachten over dit gedicht. Qua vorm valt mij nog op dat er prachtig gebruik gemaakt wordt van de s/z klank door deze telkens te herhalen. En waarempel, ik zie nu opeens nog iets. Ik, te snelle lezer die ik ben, heb het eind van de tweede strofe steeds gelezen als: 'het schijnsel van / de zon'. Blijkt er opeens 'haar zon' te staan. Grammaticaal slaat die 'haar' terug op 'de lieve lippen' (als ik het wel heb). Waarbij we dus de zon moeilijk letterlijk op kunnen vatten. Is de zon dan de wijsheid van iemand die nu is overleden (of slaapt)? Of heeft iemand net haar wijsheid met de ik gedeeld en zwijgt ze nu, en geniet de ik nog na, is die nog aan het overpeinzen? Maar wat wil de laatste strofe dan zeggen?

Oftewel: dit gedicht roept een heleboel vragen op als je erover gaat schrijven, dus ik zou iedereen op willen roepen om al schrijvend mee te gaan zoeken naar antwoorden of diepere vragen (als je gaat schrijven, kom je echt verder dan wanneer je alleen maar aan het denken blijft, dus reageer nu gewoon!).

Anonymous said...

- formeel / structureel -

Een vrije versvorm zonder eindrijm opgedeeld in drie strofen met een totaal van 13 regels. De eerste twee strofen bestaan elk uit 5 regels, de laatste strofe wijkt met 3 verzen af. Deze strofe bevat de wending/volta/chute / cesuur. De regels variëren in lengte. Veel wit in de bladspiegel, een compacte gecomprimeerde tekst, waarin de maxime van de poëzie: een minimum aan taal met een maximum aan zeggingskracht nagestreefd lijkt te worden.

- talig -

Alliteratie (beginrijm) vormt een structureel toegepaste vorm van rijm in de tekst. Direct in de titel al treedt door middel van herhaling van woorden een allitererend effect op. In de titel is overigens ook sprake van volle assonantie (o-klanken). Daarnaast valt het gebruik van s- en z-klanken op het woordbegin (geen zuivere alliteratie) die de klank van het geheel bepalen op. Als voorbeeld van beginrijm is te noemen: ‘lieve – lippen’. Een voorbeeld van binnenrijm in de overgang van regels is: ‘met hen – en’ of ‘daarheen – eens’(onvolledig). Tot slot noemen we assonantie (al dan niet volledig): ‘zweef met hen’. ‘keert – daarheen’. ‘zijt – gij’. Hierbij specifiek te letten op herhaling van de a- en e-klanken in het geheel.

Anonymous said...

Er is al gefilosofeerd over de betekenis achter het terugkerende woord 'stof' en 'zon' in het gedicht. En reci heeft het gedicht wat ontleed.
Ik vroeg me vooral af, bij het lezen, wat de emotie is en waar de emotie ligt in het gedicht. Aannemend dat het gedicht speelt rond de dood van iemand. Ik krijg geen verdrietig gevoel bij het lezen, of angstig. Misschien vanwege het stof in de zon, die toch de bron van leven is.

Het is bijna rationeel, heel beschouwend. Vooral de conclusie in de laatste twee regels is heel berustend. Maar er is geen afstand. De woordkeus maakt het toch heel teder en de beschrijving van de vereenzelviging met het dwarrelend stof, maakt het heel betrokken.

Ik zie iemand gelaten bij een dood lichaam van een geliefd persoon zitten. Die weet dat het gebeurt is en nu filosofeert over het leven en de onomkeerbaarheid van de eigen dood bij het zien van het dwarrelend stof in het zonlicht.

Schoonschrift said...

Ik vind het echt supergaaf om te zien hoe iedereen anders omgaat met dit gedicht!

Anonymous said...

(Ben er weer)
Doorbreiend op vorige reacties: als je het 'en beroeren zacht/de lieve lippen/nu verstomd' tijdelijk buiten beschouwing houdt, kan de 'ik' ook een al overleden persoon zijn.
Ik krijg namelijk vrij sterk het idee dat de 'ik' zich niet alleen indenkt in de stofjes, en dus 'geestelijk meezweeft', maar één van hen is. In dat geval linkt het voor mij naar een al overleden persoon, die gecremeerd is en uitgestrooid.
Ooit las ik een zin in een boek, waarin een jongen overlijdt en als vorm van troost aan zijn zusje (?) meegeeft dat hij nu één is met de omgeving: hij wordt ook uitgestrooid en is nu een deel van het stof dat op haar schouders valt wanneer zij alleen is. Iets dergelijks, weet alleen niet meer welk boek, welke schrijver.
Dat verhaal trof me, en dat linkte vrij naadloos vast aan dit gedicht. Het één met het stof zijn, het tevreden zijn (= niet opstandig vanwege het overlijden) en het er toch nog een beetje zijn.
'Haar zon' zou kunnen draaien om herinnering aan de persoon uit de eerste strofe. De 'ik' herinnert zich de andere persoon, en geniet van die herinnering.
De 'ik' is er dus nog steeds als persoon, en denkt na over het raadsel van het sterven. (Gezien de laatste strofe.) Het lijkt alsof die laatste strofe door de 'ik' tegen de ander gezegd wordt, de ik is al tot stof vergaan, de ander zal dat nu gebeuren.
Dat is zo ongeveer mijn beeld bij dit gedicht, maar of het wáár is.. ;)

Anonymous said...

[2. slechts een speling van het licht?]

Wie kent niet die – in de zomer in elk geval – bijna alledaagse ervaring van invallend licht in het huis? Je moet ontzettend je best doen om daar geen stofjes in te zien. Het beeld is herkenbaar, stofjes die in een lichtbaan zweven. Duidt dat dan wel gelijk op een vanitasgedicht? Volgens mij kan er evengoed sprake zijn van een modern stuk natuurpoëzie. In dat scenario neemt een aanschouwer een natuurverschijnsel waar en verbindt dit aan iemands lippen. Het is dan om het even of het de kat is die voor het raam op de vensterbank ligt te zonnebaden of een beeld dat in het licht komt te staan. Het mag zelfs een slapende geliefde zijn tijdens het middagdutje. Zolang het maar geen dode betreft. Wie die ‘haar’ is? De beschenen persoon, het beschenen beeld, het beschenen dier. De beschenene en de aanschouwer zijn beiden in het licht en genieten ervan. Een stil pleziertje. Maar wat te doen met het stof tot stof? Dat dwingt toch tot een vergangelijkheidsgedachte? Juist niet! Het stof is stof, het keert weer terug in de schaduw zodra de zon achter de wolken verdwijn en keert weer terug zodra de zon weer (ver)schijnt. Gewoon een natuurcyclus dus. Net als de getijden, eb en vloed, maar dan van licht. Een perpetuum mobile. Het gaat maar door.

Schoonschrift said...

Goed, het moet maar hier, dit lijkt me de meest handige plek. Ik heb, volgens mij, alles overgezet naar het forum, als u nog iets mist, zegt u het maar.
En dan, tadaaaa, het adres: http://hvoorhorst.freehostia.com/phpBB/index.php

Is het mogelijk om ergens een doorkliklink te maken op de voorpagina van deze blog?